FYTOTHERAPIE
De naam fytotherapie komt van de woorden phuton = plant en therapeia = geneeskundige behandeling. Fytotherapie wordt gedefinieerd als de wetenschap die zich bezighoudt met de toepassing van plantaardige geneesmiddelen bij de behandeling en genezing van ziekten. In de volksmond wordt fytotherapie dan ook wel aangeduid als ‘kruidengeneeskunde’.
Het gebruik van planten, bloemen en kruiden als geneesmiddel is ongetwijfeld de oudste en meest veelomvattende geneeswijze die we kennen. Sinds mensenheugenis worden er door fytotherapeuten kruiden verzameld en samengevoegd. Een kunst die van generatie op generatie is overgedragen. Met de komst van chemisch vervaardigde geneesmiddelen hebben de kruiden lange tijd terrein verloren. Alleen bij de ‘primitieve’ volkeren is men de remedies trouw gebleven. Het is eigenlijk van recente datum dat de kruiden opnieuw zijn ontdekt.
In de fytotherapie is het gebruikelijk de plant in zijn medicinale werkzaamheid te beschrijven en toe te passen aan de hand van de geanalyseerde inhoudsstoffen. Deze benadering richt zich vooral op de materiële bestanddelen van de plant, waarbij het kruid wel in zijn geheel wordt gebruikt. Dit in tegenstelling tot de allopathische of reguliere therapie, waarbij het hoofdbestanddeel uit de plant wordt geïsoleerd en tot geneesmiddel verwerkt. De werking die het bestanddeel juist uitoefent als onderdeel van het geheel gaat hierbij verloren. De werking wordt teruggebracht tot een invloed op alleen materieel niveau.
Fytotherapie werkt anders dan de ‘reguliere’ geneeskunde. Kruiden hebben als doel de eigen lichaamsfuncties te stimuleren en ons van giftige stoffen te bevrijden. Hierdoor wordt de balans in het lichaam gecorrigeerd en wordt het lichaam schoon.
NATUURGENEESKUNDE
De natuurgeneeskunde heeft haar wortels in de klassieke natuurfilosofie en volksgeneeskundige ervaring en is gebaseerd op de traditionele vier-elementen leer.
Hippokrates wordt als grondlegger van de Westerse natuurgeneeskunde beschouwd. Bij hem stond de eigen geneeskracht van de mens centraal en was er geen scheiding tussen lichaam en geest. In die tijd dacht men dat ziekte een bovennatuurlijke oorzaak had. Hippokrates doorbrak deze zienswijze door te opperen dat ziekten een natuurlijke oorzaak hadden en daarom ook langs natuurlijke weg behandeld dienden te worden.
De natuur is altijd een bron van geneeskracht geweest. Al duizenden jaren worden bloemen en planten gebruikt om ziekte en pijn te bestrijden.
In ieder levend organisme (dus ook de mens) is een van nature bestaande tendens tot instandhouding en zelfgenezing. Dit wordt ook wel levenskracht of zelfhelend vermogen genoemd. Met dit uitgangspunt onderscheidt natuurgeneeskunde zich van ‘reguliere’ geneeskunde. De natuurgeneeskunde ziet het menselijk organisme als een eenheid van lichamelijk, geestelijk en emotioneel functioneren en dit vormt een hoger geheel met de omgeving. Binnen dit samenhangend geheel bevinden organen en orgaansystemen zich in een voortdurende wisselwerking met elkaar en met de omgeving. (Alles staat met elkaar in verbinding.)
In de natuurgeneeskunde wordt ziekte gezien als een uit balans zijn van lichaam en geest en met behulp van middelen uit de natuur kan deze balans weer herstellen.
Bij een behandeling volgens natuurgeneeskundige uitgangspunten wordt zowel rekening gehouden met de invloed van zieke organen op de rest van het organisme, als met de geestelijk en emotionele aspecten en de sociale omgeving en leefgewoonten van de cliënt. Daarbij wordt geprobeerd het zelfgenezend vermogen van de cliënt te stimuleren en de harmonieuze / gezonde verhouding van de cliënt met zijn omgeving weer te herstellen.